Bosdieren
In het bos leven dieren van klein tot groot. Van kever tot aan wild zwijn en edelhert. Ze hebben elk hun eigen plekje en manier van leven. Bekijk hier de opvallendste soorten van het woud.
Wild zwijn
De meeste jongen van het wild zwijn worden in maart en april geboren. Het vrouwtje maakt daarvoor een speciale kraamkamer. Ze graaft een kuil en bekleedt die met bladeren, planten en mos. Om de kraamkamer te beschermen legt ze er takken overheen, die ze aan elkaar plakt met modder en spuug. De frislingen, zoals de jongen ook genoemd worden, blijven de eerste tijd veilig in dit nest.
Na ongeveer 3 weken gaan ze met moeder op pad en leren ze ook zelf eten zoeken. Best kans dat je de gestreepte biggetjes dan tegenkomt in het bos. Bekijk ze rustig van een afstandje. De moeder zal haar kroost beschermen tegen vijanden en mogelijk ook een mens daarvoor aanzien.
Wilde zwijnen woelen met hun snuit de bosbodem om, op zoek naar lekkere hapjes zoals wortels, knollen, insectenlarven, muizen en salamanders. Hun sporen zie je vaak terug langs wandelpaden. In de herfst doen ze zich te goed aan beukennootjes en eikels. Zo kunnen ze lekker vetgemest de winter in. Na een goed mastjaar (een jaar waarin bomen veel vruchten produceren) worden er meestal veel meer jonge zwijntjes geboren.
Eekhoorn
In de herfst leggen eekhoorns een voedselvoorraad aan voor de winter. Ze verbergen zaden, eikels, dennenappels en noten onder blaadjes of wat aarde. Maar ze vergeten altijd wel wat verstopplekken. Deze zaden groeien dan in het voorjaar uit tot een nieuwe plant of boom. Zo draagt de eekhoorn bij aan het verspreiden van bomen en planten in het bos.
Lees hier meer over deze razendsnelle klauteraar
Rosse vleermuis
De rosse vleermuis behoort tot de grootste soorten in Europa. Hij jaagt vooral op grote insecten en nachtvlinders, die hij langs de bosrand vangt. De vleermuizen hebben holtes in bomen nodig als kraamkamer en slaapplek. Omdat ze die niet zelf kunnen maken, ‘kraken’ ze oude spechtenholen. In de herfst vindt de paring plaats, maar de jongen worden pas in het voorjaar geboren. Lees hier meer over vleermuizen
Appelvink
Met hun dikke, sterke snavels slagen appelvinken waar andere dieren falen. Met gemak kraken ze de grote pitten van wilde kersen. Op het menu van de appelvink staan zaden van bomen (Spaanse aak, haagbeuk, es, iep en eik) en pitten ( zoete kers en vogelkers). Je ziet hem dan ook in oude bossen waar veel soorten bomen en struiken staan. De Nederlandse appelvinken blijven 's winters meestal hier. Vanaf eind september komen ook appelvinken uit noordelijke streken naar ons land.
Zwarte specht
Tak, tak, tak! Van verre hoor je ze al tekeer gaan, de spechten in het bos. De grootste en luidste van het stel is de zwarte specht. Met zijn forse snavel hakt hij elk jaar een nieuw nest in een dikke boom. Oude beuken zijn hiervoor heel geschikt, maar juist die dikke, volgroeide bomen ontbreken op veel plekken. Alleen in natuurlijke bossen krijgen bomen de kans groot en breed uit te groeien.
Meer over spechten
Bosuil
Het zijn geheimzinnige vogels, die bosuilen. Ze komen voornamelijk ’s nachts tot leven. Daardoor zie je ze zelden, maar je kan ze wel horen. Vooral in de winter kun je de mysterieuze roep van de bosuil opmerken.
Meer over de bosuil
Boommarter
Wie een boommarter ziet, beleeft een geluksmoment. Dat is niet voor iedereen weggelegd, want deze geheimzinnige bosbewoner laat zich zelden zien. De boommarter heeft een voorkeur voor oude en gevarieerde bossen, waar ze in holle bomen of oude spechtenholen hun schuil- en nestplek kunnen maken.
Lees meer over dit felle roofdier
Das
Met zijn beerachtige zwart-witte verschijning wordt de das ook wel de panda van de lage landen genoemd. Zijn ideale leefplek is een landschap met bos en weiland. In de nachtelijke uurtjes komt de das tevoorschijn uit zijn dassenburcht, zijn ondergrondse schuilplek. Hij gaat dan op in weilanden en open plekken op zoek naar regenwormen. Maar ook slakken en kevers gaan erin, eigenlijk alles wat de das maar tegenkomt op zijn zoektocht. In de late herfst propt de das zich vol met eikels en paddenstoelen en legt hij wintervoorraden aan in zijn burcht.
Ree
Reeën leven op de overgang van loofbos en heide. Daar vinden ze alles wat ze nodig hebben: voedsel en een plek waar ze rustig kunnen liggen herkauwen. De bronstijd van de ree valt in juli/augustus. Reegeit en reebok paren dan met elkaar. Bijzonder is dat het embryo zich pas in de winter ontwikkelt, zodat het reekalf in de lente geboren wordt als er weer voldoende voedsel is.
Bekijk hier waar je reeën kunt zien
Wolf
Ons grootste roofdier op land is terug van weggeweest. De wolf kan uitstekend overleven in cultuurlandschappen met bossen, bosranden, velden en akkers. Zoals op de Veluwe waar de wolf zich het eerst vestigde en jongen kreeg. Voedsel is er in ieder geval genoeg. En ze hebben een duidelijke invloed op de fauna en het landschap. Herten gedragen zich anders. Die zijn alerter en verplaatsen zich sneller. Dat verandert het graasgedrag. Dat biedt bijvoorbeeld groeikansen voor jonge bomen.
Meer over de wolf
Edelhert
Vanaf september schalt het geluid van ongetemde oerdriften over de Veluwe. Strijdlustige herten burlen erop los. De bronsttijd begint, de tijd dat ons grootste zoogdier het meest tot de verbeelding spreekt. Lees hier alles over het edelhert en de spectaculaire bronsttijd.
Vliegend hert
Met zijn 9 centimeter is het vliegend hert de grootste kever van Nederland. Het mannetje is gemakkelijk te herkennen aan de grote kaken die op een hertengewei lijken. En ook al zien die kaken er gevaarlijk uit, ze zijn vooral bedoeld om tegenstanders te imponeren. Soms raken ze in een 'gevecht' verwikkeld, maar ze verwonden elkaar dan niet zoals edelherten dat wel doen. De larven van deze grote kever leven diep weggestopt in rottende eikenstronken. Erg voedzaam is het hout niet. Het duurt wel 4 tot 8 jaar voordat de larve groot genoeg is om zich te verpoppen. Dat doen ze aan het begin van de herfst, maar pas in het voorjaar komen ze tevoorschijn uit hun overwinteringsplek.
Wespenboktor
Veel boktorren hebben prachtige kleuren. Zo ook de zwart-gele wespenboktor, die vijanden probeert af te schrikken door een wesp na te doen. De larven van de wespenboktor leven in dood hout, net zoals veel andere boktorren. Daar vreten ze zich in ongeveer twee jaar vol. Zo’n vette larve is een eiwitrijk hapje voor (de jongen van) de zwarte specht.
Hazelworm
Deze hagedis zonder poten leeft in bossen veel planten en struiken onder de bomen groeien. Daar zijn genoeg plekken te vinden waar de hazelworm zich kan verbergen: tussen de planten, onder dood hout of in een hol onder de grond. Het is dan ook niet gemakkelijk om dit dier te zien. Overdag komt hij alleen zijn schuilplek uit na een flinke regenbui. Hij gaat dan op jacht naar slakken en regenwormen, die dan in grote getalen tevoorschijn komen.
Wil je deze bosdieren zien?
- Bekijk hier onze 10 mooiste boswandelingen
- Of maak een lekker lange herfstwandeling
- Bekijk hier het overzicht van de bossen bij Natuurmonumenten
Ook in het broedseizoen ben je welkom in de natuur. Kom op kraamvisite, maar houd rekening met de dieren die er leven. Ze zijn nu druk bezig met paren, baren en broeden. In deze periode zijn ze extra kwetsbaar. Ze hebben al hun energie nodig om hun jongen groot te brengen. De boswachters vragen je daarom respectvol om te gaan met hun kraamkamer: houd honden aan de lijn, blijf op de paden en laat geen afval achter. Lees meer