Oude vondsten uit Het Woud van weleer
Een onderzoeker van de Wageningen Universiteit heeft zeldzame ‘nieuwe oude’ mossen gevonden in het Beekbergerwoud: groot vedermos. Echt een bijzondere vondst. En zelfs in combinatie met moerassnavelmos, zoals J.H. Molkenboer deze vondsten beschreef over Het Woud in een artikel van 1847. Destijds het laatste oerbos van Nederland. Fantastisch nieuws, want dat is een teken dat de ontwikkelingen in het natuurherstel van het Beekbergerwoud de goede kant op gaan.
Zeldzame mossen
In het natte elzen-wilgenbroekbos van het Beekbergerwoud – omringd door lentegeluiden waarbij zelfs rietgors en tjiftjaf zich aan de corona-maatregelen houden, ieder keurig in hun eigen territoria – ontdekt een vegetatiedeskundige tijdens een dag bryologiseren (mossen bekijken) het bladmos groot vedermos. Een soort van ‘terug van lang weggeweest’. Groot vedermos (Fissidens adianthoides) is een bijzondere en mooie soort bladmos van laagveengebieden, blauwgraslanden en natte bossen. Verslechterde waterkwaliteit en verzuring zijn belangrijke oorzaken van de achteruitgang van deze soort.
Ook het uiterst zeldzame kraggenstaartjesmos (Philonotis marchica) werd weer teruggevonden. Deze was, ondanks de jaarlijkse zoekacties, sinds de droge zomer van 2018 uit beeld. Echt bijzonder fraai dat dit bladmos de droge zomers toch heeft weten te overleven. Kraggenstaartjesmos is een van de zeldzaamste mossen in Nederland en ook zeer zeldzaam in Europa. De weinig Nederlandse vondsten zijn afkomstig uit kwelmilieus (Beekbergerwoud) en trilveen.
J.H. Molkenboer
Het Woud genoot voor zijn ondergang een grote faam bij plantkundigen. De betrekkelijke ongereptheid maakte het Beekbergerwoud bijzonder. Het moerasbos met veel elzen, omringd door enorme heidevelden, kende een grote diversiteit van bomen, struiken en vogels. Verschillende plantkundigen trokken er daarom in de negentiende eeuw naartoe om de rijkdom te zien en te beschrijven.
Zo ook Julianus Molkenboer, die in september 1846 een dag kriskras door het Beekbergerwoud struinende en hier mossen verzamelde voor zijn herbarium. Waarover hij in 1847 een artikel beschreef ‘Schets der mos-vegetatie van het Beekbergerwoud’, met daarin de waargenomen combinatie van groot vedermos (Fissidens adianthoides) en moerassnavelmos (Oxyrrhynchium speciosum):
“het bewijs op voor den hogen waterstand, welke in dit bosch gewoonlijk plaats vindt. Zich even beneden of op de kruin der stoven vasthechtende, hing als vertakte draden sierlijk naar beneden, zonder lager vast te wortelen; zodat dit mos bij hoog water schijnt te drijven. Hiertussen pollen van Fissidens adianthoides.”
Moerassnavelmos – hangende takken die gaan drijven bij hogere waterstand – nu niet aan de voet van dikke stoven, maar aan de stambasis van opslag in een nat elzen-wilgenbroekbosje.
Beekbergerwoud
Aan het achtduizend jaar oude bos kwam in 1871 hardhandig een einde. Na drooglegging en het rooien van bomen veranderde het natte, reliëfrijke bos in strakke graslanden. Ruim een eeuw later krijgt Natuurmonumenten de mogelijkheid om in een deel van het gebied waar het Beekbergerwoud stond, weer een bos te laten groeien.
Met deskundigen zijn in oude houtwallen bomen en struiken gevonden uit het oorspronkelijke Beekbergerwoud. Bomen en struiken die misschien wel duizenden jaren op die plek hebben gestaan en dus optimaal zijn aangepast aan de omstandigheden van precies deze locatie. Hiervan zijn stekken verzameld, die vervolgens zijn vermeerderd en opgekweekt. Dat leverde duizenden bomen en struiken op, die tussen 2012 en 2014 weer zijn aangeplant.
Nieuwsgierig en wil je meer weten over het Beekbergerwoud?
- Lees Verborgen leven van het Woud in ons magazine Puur Natuur Lente 2020
- Luister onze Puur Natuur-podcast met boswachter Ellen ter Stege en bomendeskundige Bert Maes in het Beekbergerwoud. Je vindt de podcast op Spotify, Soundcloud en in je favoriete podcast-app