Ga direct naar inhoud

Kerkuil

De kerkuil leeft onder de mensen. Niet in de stad, maar in het boerenland met natuurlijke, ruige graslanden. Daar jaagt hij op muizen en nestelt in oude boerderijen, veldschuren of broedkasten.

Kerkuil

Het is echt een gracieuze verschijning, de kerkuil met zijn prachtige ‘sluier’, een hartvormig gezichtsmasker en puntgaaf verenkleed in tinten van crème, roestbruin en grijs. Een uil om gezien te worden, al valt dat niet mee. Ze leven teruggetrokken en zijn hoofdzakelijk 's nachts actief. 

Hoe herken je een kerkuil?

  • Grote kop met wit, hartvormig gezichtsmasker
  • Grote zwarte ogen
  • Gedrongen lichaam (circa 32-40 cm)
  • Geelwitte, crèmekleurige onderkant met stipjes
  • Roestbruine, grijzige bovenkant met stipjes
  • Lange vleugels
  • Lange, bevederde poten
  • Korte, hoekige staart

Geruisloze vlucht

De kerkuil is een genadeloze muizenvanger. Zijn hele lijf is erop afgestemd. Tijdens de jacht vliegt hij met langzame slagen laag over graslanden, akkers en ruigtes. Een vrijwel geruisloze vlucht, met dank aan de franjes aan zijn buitenste slagpennen. Die breken de geluidsgolven langs de vleugels bij neerwaartse bewegingen. Wat nog aan geluid resteert, wordt geabsorbeerd door donsveertjes op zijn lichaam.

Muizen horen hun belager niet aankomen.

Muizen horen hun belager niet aankomen.

Stevige klauwen

Met zijn lange poten en lange tenen met scherpe klauwen kan een kerkuil een muis ook uit hoog gras plukken. De kans op misgrijpen is uiterst gering. Elke poot heeft twee tenen naar achteren en twee naar voren. En grijpen doet de uil met beide poten tegelijk.

Haakvormige snavel

Kerkuilen hebben een lange, haakvormige snavel. Een deel daarvan wordt door veren bedekt. Met zijn snavel scheurt hij soms stukjes van zijn prooi los, maar veel werk maakt hij daar niet van. De prooi gaat vaak in zijn geheel naar binnen.

Scherp zicht

Als jager van de nacht en schemering heeft de kerkuil grote ogen waarmee hij een muis al van veraf kan zien. Ze staan vast in de schedel; voor spieren die de ogen kunnen laten draaien is geen plaats.

Flexibele nek

Om toch alle kanten op te kunnen kijken, beschikt de kerkuil over een uiterst flexibele nek die hij maar liefst 270 graden kan draaien. Met dank aan 14 nekwervels, waarmee de uil zijn kop ook ondersteboven kan keren. Dat alles zonder hoofdpijn; tussen de wervels zit genoeg ruimte voor de nekslagaders. De uil kan zo zijn nek ook flink uitrekken.

Asymmetrische oren

Kerkuilen speuren hun jachtterrein af op basis van geluiden. Daarvoor beschikken ze over een ingenieus gehoor. De ooropeningen zitten links en rechts niet op dezelfde hoogte. Het geluid van een scharrelende muis komt daardoor bij het ene oor net iets eerder aan dan bij het andere. Het verschil in aankomsttijd tussen beide oren helpt de uil bij het lokaliseren van zijn prooi.

 

Kerkuil

De ooropeningen zitten niet op dezelfde hoogte.

Rommelkonten

Enkele uren na de maaltijd spuugt een uil een braakbal uit met onverteerbare restjes, zoals botten en haren. En vaak eten ze op dezelfde plek, die steeds meer bezaaid raakt met braakballen en uilenpoep. Kerkuilen hebben daardoor de naam dat het echte rommelkonten zijn.

Eens een welkome vogel

De kerkuil vind je bij ons vooral in het boerenland. Hij houdt (half)open cultuurlandschappen waar veel muizen voorkomen en gebouwen staan waar het rustig en droog is, zoals schuren, kerken of ruïnes waar de vogel kan schuilen en nestelen. 

Bij veel boeren waren kerkuilen vroeger meer dan welkom. In de schuren lagen de oogsten van de boer opgeslagen. Heel aantrekkelijk voor muizen. De boer was daarom blij met de kerkuil die de muizen bestreed. De kerkuil had kost en inwoning op een gastvrij land.

In de moderne landbouwschuren zijn vandaag de dag amper plekjes te vinden om te broeden. En hun mest en braakballen zijn niet gewenst. In menige boerderij en schuur wordt de kerkuil daarom niet meer gedoogd. Gevolg is dat de eens zo welkome vogel nu op de rode lijst van bedreigde diersoorten is beland.

Het aantal broedparen schommelt behoorlijk, afhankelijk van de veldmuizenstand. In goede jaren zijn er tot meer dan 2500 broedparen, in slechte jaren een paar honderd. Ook wel of geen strenge winter speelt een rol. Kerkuilen kunnen slecht tegen langdurige kou.

kerkuil

Een schuur met verstophoekjes, daar houdt de kerkuil wel van.

Leefgebied

Natuurmonumenten probeert het de kerkuilen naar de zin te maken. Bij de verhuur van onze gebouwen worden afspraken gemaakt om kerkuilen de ruimte te geven en broedkasten te plaatsen. Zonder broedkasten kan de kerkuil nauwelijks overleven. En onze graslanden, akkers en houtwallen beheren we op een natuurlijke manier, waardoor er veel muizen voorkomen. Ook stellen we door aankoop het leefgebied van de kerkuil veilig en herstellen we het oude boerenlandschap waarin de kerkuil zich thuis voelt.

Broedplekken bij Natuurmonumenten zijn onder meer boerderij de Groote Modderkolk in Loenen op de Veluwe en een schuur in Skrok, een weidevogelgebied in Friesland.