Standpunt van Natuurmonumenten rond kadavers
Veel diersoorten hebben kadavers nodig om te overleven. Bij Natuurmonumenten willen we dat er in onze gebieden een natuurlijk aanbod van kadavers is.
Kadavers zijn waardevolle voedselbronnen voor veel dieren. Het is belangrijk dat gestorven dieren blijven liggen in het natuurgebied. Soms zijn er onnatuurlijke pieken in het aanbod van kadavers. Bijvoorbeeld als dieren in een bepaalde periode worden afgeschoten. Dan bieden we een klein deel van het afgeschoten wild aan voor menselijke consumptie.
Situatie
Na een dag of drie gaat het dode dier stinken. Hét signaal voor mensen dat het vlees niet meer eetbaar is. Maar voor wilde zwijnen juist het signaal dat er wat te eten is. Het rottende vlees trekt van heinde en verre veel aas etende insecten die ook weer insecteneters aantrekken. Na drie tot negen weken - afhankelijk van de temperatuur - ligt het kadaver helemaal uit elkaar. Ook dan profiteren er nog verschillende dieren van de botten en de haren die nog resten.
Kadavers van grote dieren zoals reeën en wilde zwijnen zijn van grote betekenis voor de natuur. Het zijn kleine natuurgebiedjes waar het barst van het leven. De kringloop van leven en dood krijgt zo een kans. Aaskevers, vliegen, raven en zeearend zijn voorbeelden van dieren die afhankelijk zijn van kadavers. De lijst met dieren die profiteren van de eiwitrijke maden in kadavers is nog langer.
Probleem
Het huidige aanbod van kadavers over het jaar heen is niet optimaal voor de soorten die er afhankelijk van zijn en wijkt af van de natuurlijke situatie. In de natuur sterven de meeste dieren aan het eind de winter. Het afschotseizoen bepaalt nu het aanbod en dat start in de zomer. Er moet een meer natuurlijk aanbod van kadavers komen. Als er daarna nog steeds onnatuurlijke pieken zijn, overweegt Natuurmonumenten om een deel van het vlees te benutten voor consumptie.