Ganzen
Nederland is een ganzenland. Ze komen voor in landbouwgebieden en natte natuurgebieden als kwelders, meren, moerassen, langs rivieren en veenweide gebieden. Ganzen begrazen grasland-, riet- en kweldervegetaties en houden daarmee natuurlijke landschappen open. Grote groepen ganzen worden soms ook als hinderlijk ervaren en veroorzaker van problemen.
Situatie
Een tijdlang waren de broedende ganzen verdwenen uit ons land, maar nu zijn hun aantallen sterk toegenomen. Dat komt doordat in Nederland een landschap is ontstaan waar de ganzen zich zeer thuis voelen. Landbouwgebieden met eiwitrijke graslanden en akkers worden afgewisseld met en grenzen direct aan waterrijke natuurgebieden. Een ideale combinatie: op de eiwitrijke graslanden vinden ganzen meer dan voldoende voedsel, en de natuurgebieden gebruiken zij als broed- en slaapplaats. Jaarlijks broeden hier ongeveer 600.000 ganzen (stand 2023). In de winter komen daar nog zo’n 2 miljoen ganzen bij die hier overwinteren. Ook de internationale wetgeving is gewijzigd, waardoor ganzen een betere bescherming hebben gekregen. Deze ontwikkeling die gunstig is voor ganzen, heeft helaas ook een keerzijde. Op sommige plekken zorgen ganzen voor overlast en schade.
Probleem
Schade en overlast die wordt veroorzaakt door ganzen is te kenmerken als:
-
Economische schade voor de landbouw
Ganzen zijn grazers en eten, net als koeien, gras. Als er veel ganzen op een weiland verblijven kan de boer minder gras oogsten voor zijn koeien. Voor deze schade kunnen grondgebruikers, onder voorwaarden, een aanvraag indienen voor een tegemoetkoming.
-
Schade aan de natuur
Grote concentraties ganzen in het vroege voorjaar in het leefgebied van weidevogels kunnen daar de vegetatie vertrappen en kort grazen. Dat heeft soms als gevolg dat er onvoldoende dekking overblijft voor de nesten van weidevogels. Dat heeft een negatief effect op het broedsucces.
Ganzen overnachten en broeden vaak in natuurgebieden. Het meeste voedsel halen ze daarbuiten, maar laten de resten als poep achter in de natuurgebieden. In voedselarme natuurgebieden zorgt dit voor een ongewenst hoge toevoer van meststoffen.
Kwetsbare vegetaties met orchideeën worden soms vertrapt door groepen ganzen. Ook eten ze in moerasgebieden ontkiemend riet. Dat kan nadelig zijn voor moerasvogels zoals zeldzame purperreigers en grote karekieten, die in het riet broeden.
-
Veiligheidsrisico rond vliegvelden
Als ganzen in vliegtuigmotoren terechtkomen is dat een voor mensen levensbedreigend risico. Rondom vliegvelden worden ganzen dan ook actief beheerd.
Wat vindt Natuurmonumenten
Natuurmonumenten vindt dat er voldoende rust- en foerageergebieden moeten zijn waar ganzen welkom zijn. Daarbuiten kunnen ze verjaagd worden om schade te beperken. Het aanwijzen en inrichten van dergelijke gebieden vraagt om samenwerking en een gezamenlijk plan van provincie, terreinbeheerders, boeren en natuurorganisaties. Ganzenschade voorkomen vraagt om maatwerk. Daarbij horen ook afspraken over een actief beheer zoals verjagen en een goede compensatieregeling bij schade. Alleen dan kunnen we in harmonie samenleven met grote groepen ganzen.
Natuurmonumenten ziet dat de aantallen ganzen toenemen en dat er sprake is van overlast en economische schade in de landbouw en schade in de natuur. Als de schade te groot wordt of als de veiligheid in het geding komt, kan het wenselijk zijn om in te grijpen. Natuurmonumenten vindt dat dit altijd maatwerk moet zijn, toegesneden op de lokale situatie en in samenwerking met de belanghebbenden buiten onze eigen terreinen. Als er een gedegen plan ligt om schade en overlast terug te dringen, werkt Natuurmonumenten (ook) mee aan beheer ofwel het doden van ganzen. Aan beheer zonder plan werkt Natuurmonumenten nooit mee.
Wat doet Natuurmonumenten?
Als Natuurmonumenten actief meewerkt om het aantal ganzen te beperken, hanteren we daarbij twee uitgangspunten, namelijk dat overwinterende trekganzen zoveel mogelijk met rust worden gelaten en dat er eerst gekozen wordt voor niet dodelijke maatregelen. Dat kan een combinatie zijn van verjagen, plaatsen van rasters of inrichtingsmaatregelen die de aantrekkingskracht van een gebied voor ganzen verkleinen. Als die maatregelen niet voldoen, is het doden van ganzen, bijvoorbeeld door afschot, een laatste middel. Het doel van ganzenbeheer is altijd beperken van schade en hinder.
In sommige gebieden is de schade en overlast zo groot en groeit de populatie van broedende ganzen zo hard, dat de gevolgen en kosten daarvan het maatschappelijk draagvlak overstijgen. Dan kan het ganzenbeheer geïntensiveerd worden om de populatie terug te dringen. Dat heeft niet de voorkeur van Natuurmonumenten, maar we begrijpen dat provincies soms voor ingrijpen kiezen om de schade te beperken. Wij werken daar onder strikte voorwaarden aan mee met voor ons als doel trekganzen blijvend te beschermen.
Natuurmonumenten werkt mee aan en stimuleert onderzoek en innovatie zodat er meer kennis en handelingsperspectief komt over duurzaam samenleven met ganzen, met een balans tussen bescherming en beperken van schade en hinder.