Ga direct naar inhoud
Nieuws

Het grote droogtedossier uit Puur Natuur

18 december 2020 | Frans Bosscher

Recordtemperaturen en -droogtes eisen hun tol van planten en dieren. En dat in een land waarin alles om water draait. Met grote daadkracht en efficiëntie is onze delta drooggelegd. Het is nu zaak om met dezelfde inspanning water weer vast te houden. De eerste aanzetten zijn er.

Lees het verhaal uit het winternummer van Puur Natuur.

Droogte in de natuur

Met grote stappen beent boswachter Michiel Schaap door een stuk bos, niet ver van Winterswijk. Hij wil me laten zien wat droogte doet met een beek. Even later staan we aan de oever van de Ratumse Beek. Drie meter breed, zeker een meter diep. Tot oktober was er geen water te bekennen. “Je kon er gewoon doorheen fietsen”, zegt Michiel. “En deze beek stond nooit droog. Maar nu al voor het derde jaar op rij.” De beek was altijd het leefgebied van vissen die het moeten hebben van schoon, stromend water. Ze komen nu allemaal in de problemen. Michiel somt op: “Serpeling, kopvoorn, riviergrondel, bermpje en beekprik.” Vooral die laatste is een geval apart. Het hele leven van de beekprik speelt zich af in hetzelfde deel van een beek. Stromend water is levensvoorwaarde nummer één. Maar beken waar het hele jaar water doorheen stroomt, zijn er niet veel meer in ons land. De beekprik komt nog maar in een paar beken in Oost- en Zuid-Nederland voor. Met de droogte van de afgelopen drie jaar wordt het er niet beter op. Ook niet in de Ratumse Beek. Michiel: “Bovenstrooms komen beekprikken nauwelijks meer voor. Ik was zelfs bang dat ze na de droogte van dit jaar helemaal waren verdwenen. Begin oktober bleek dat er toch nog een aantal zijn. Dat was een hele opluchting. Het is waarschijnlijk te danken aan de stammen en takken die we met het waterschap in de beek hebben gelegd.” Meer over de beekprik lees je hier

Bleek veenmos

Elders in de Achterhoek heeft de droogte al even hard toegeslagen. Ondanks het uitgebreide stelsel van damwanden stond het waterpeil in het Korenburgerveen afgelopen zomer 70 centimeter lager dan normaal. In de poelen in de omgeving was geen water meer te bekennen; heikikker, poelkikker, kamsalamander, gewone pad en bruine kikker konden zich niet voortplanten. In het Wooldse Veen stond het waterpeil 40 centimeter lager. De waterveenmossen verkleurden. In plaats van hun frisgroene kleur zagen ze nu bleek. Zo konden ze het zonlicht beter reflecteren, waardoor het vocht dat ze vasthouden minder snel verdampt. Daarmee redden ze zichzelf, maar van aangroei was geen sprake. Dat is wel essentieel om meer hoogveen te krijgen in het gebied. Iets verder naar het westen stond de Baakse Beek droog. Hans Hissink is vrijwillig molenaar van de watermolen van landgoed Hackfort. “In de zomer staat het water in de beek altijd laag. Maar zo extreem als we nu hebben gezien, heb ik nog nooit meegemaakt. Normaal kunnen we in juli, augustus en september niet malen. Maar nu kunnen we pas rond de jaarwisseling weer aan de slag. Want ook als het gaat regenen, duurt het nog erg lang voordat we weer genoeg water in de beek hebben.” Dramatisch jaar Een inventarisatie die Natuurmonumenten maakte, liet zien dat natuur in het hele land ernstig te lijden had van de langdurende droogte in combinatie met hoge temperaturen. Weidevogels kregen minder kuikens. Voor de kuikens die nog wel uit de eieren kwamen, was er minder voedsel en ze waren vaker slachtoffer van roofdieren. Ook vogels die langs de kust en in moerassen broeden, beleefden een slecht seizoen. De droogte van vennen en poelen beperkte de kansen op voortplanting van diverse beschermde amfibieën als de boomkikker, knoflookpad en de vroedmeesterpad. De kamsalamander dreigt uit Salland, Twente, Limburg en Brabant te verdwijnen. Berken, eiken, beuken en andere loofbomen gingen al in augustus in de herfststand. Eeuwenoude eiken kwijnden, jonge aanplant verdorde. Er waren meer meldingen van plaaginsecten, zoals de letterzetter in naaldbomen. Kwetsbare planten stierven af, bijvoorbeeld klokjesgentiaan op de heide en orchideeën in hooi- en rietlanden. Voor verschillende vlindersoorten, zoals het zeldzame heideblauwtje, de heivlinder en de kommavlinder, was het een dramatisch jaar. Ook bij meer algemene soorten, bijvoorbeeld kleine vos, bruin zandoogje en koevinkje, was de achteruitgang groot. Gek genoeg was de droogte niet dé oorzaak van de klappen die planten en dieren te verduren kregen. Wat wel? De natuurgebieden in ons land zijn te klein, ze liggen geïsoleerd,de neerslag van stikstof is te groot en ze hebben sowieso te maken met verdroging. Al deze factoren maken de natuur kwetsbaar. Langdurige droogte is in die omstandigheden de laatste zet.

Voldoende neerslag

Aan de hoeveelheid regen die jaarlijks valt, ligt het niet. Er is nu meer neerslag dan een eeuw geleden (873 millimeter in 2019 tegen 692 in 1910) en toen konden planten en dieren prima overleven. Waarom leggen planten en dieren nu dan massaal het loodje? Dat heeft alles te maken met het overheidsbeleid van na de Tweede Wereldoorlog om de voedselproductie een enorme impuls te geven. Op grote schaal zijn ruilverkavelingen uitgevoerd, waarbij tegelijkertijd een zeer efficiënt ontwateringssysteem is aangelegd. Dat maakte het mogelijk om al aan het einde van de winter het land op te gaan met zware machines. Met diepe sloten, drainagebuizen en rechtgetrokken beken werd en wordt regenwater bijna in een rechte streep naar de Noordzee afgevoerd. Tel daarbij op de enorme hoeveelheden grondwater die industrie, drinkwaterbedrijven, boeren en particulieren oppompen, en wat ooit een moerasdelta was, is nu een gortdroog land. Dat deze verdroging de natuur in grote problemen brengt, is al sinds de jaren tachtig duidelijk. In een eerder dit jaar verschenen artikel laten ecohydroloog Flip Witte en enkele collega’s zien hoe beleidsmakers oplossingen keer op keer voor zich uit schoven. Mooie doelstellingen in natuurbeschermingswetten, overheidsnota’s en rapporten van commissies en taskforces zijn maar mondjesmaat omgezet in daden. “We hebben net als bij de stikstofcrisis te maken met een Rijksoverheid die nalaat adequaat op te treden”, aldus Witte, tot vorig jaar buitengewoon hoogleraar ecohydrologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en onderzoeker bij het KWR Wateronderzoeksinstituut.

Schaal te gering

Maar de wal lijkt het schip te keren, nu ook de boeren voor wie dit afvoersysteem is gemaakt, last krijgen van de droogte. Om hun gras- en maïsoogsten te redden, zetten ze de afgelopen jaren in de zomer op grote schaal beregeningsinstallaties in. De aanschaf en de diesel die voor de pomp nodig is, zijn fikse kostenposten. Tegelijk groeit de weerstand tegen deze praktijk, omdat de grondwaterstand er alleen maar verder door zakt. Om een idee te geven: een beregeningsinstallatie verbruikt per uur evenveel water als een huishouden in een heel jaar. Wat de weerstand ook voedt, is het besef dat we toestaan om waardevol grondwater op te pompen voor een sector waarvoor water in het voorjaar juist snel wordt afgevoerd.

Waterstand omhoog

Hoe het wel moet? In natuurgebieden zijn de afgelopen decennia beken hersteld. Mooie voorbeelden daarvan zijn de Ruiten A (Gr.), de Vledder Aa (Dr.) en de Leuvenumse Beek (Gld). Rondom waterrijke gebieden zoals venen zijn bufferzones gekomen waar de waterstand omhoogging. Dat is gebeurd bij het Fochteloërveen (Dr.), het Korenburgerveen (Gld), het Wooldse Veen (Gld) en Empesche en Tondense Heide (Gld). Er zijn natuurgebieden gekomen waar je in tijden van veel neerslag water kunt bergen: De Onlanden (Dr.), Vreugderijkerwaard (Ov.), Velperwaarden (Gld) en Kempen-Broek (Li.). “Al die gebieden laten zien dat de natuur opknapt van hogere waterstanden”, zegt Corine Geujen, hydroloog bij Natuurmonumenten. ”We moeten zeker doorgaan met het robuuster maken van deze gebieden. Maar de schaal is te gering om de verdroging over de hele linie op te lossen. Dat vraagt om veel grotere ingrepen, ook buiten natuurgebieden.” Uitgangspunt moet zijn, zo zegt ze, dat de regen die in de wintermaanden valt, niet meer richting zee gaat. “Samen met waterschappen hebben we geprobeerd om in de periodes van droogte het water wat langer vast te houden door het dichtzetten van stuwen waar het maar kan, het maaien van waterlopen uit te stellen en het gebruik van waterbergingen te verbeteren. Maar het meeste water was al weg, er viel weinig meer vast te houden.”

Enorme waterbuffers

De echte oplossing vraagt, zo zegt Corine, om een herinrichting van het landschap. “We vergeten wel eens dat Nederland in het verleden voor zeker de helft uit veen en moeras bestond. Dat waren enorme waterbuffers. Er was altijd water. Iets van dat historische landschap moeten we herstellen om de winterregen vast te kunnen houden in het gebied waar het valt. Je kunt daarvoor laagtes in het landschap benutten, zoals de vroegere vennen en moerassen.” In het beekdal van de Dommel, ten zuiden van Eindhoven, is een begin gemaakt met dit soort ingrepen. Sloten die de laagten in het landschap ontwateren worden gedempt en naaldbos wordt omgevormd naar loofbos (in een loofbos zakt er meer neerslag in de bodem, met name in de winter als de bomen geen bladeren hebben). Ook krijgt de beek z’n oude slingers terug. Door hem ondieper te maken en meer ruimte te geven om te overstromen, blijft water veel langer in het dal. Daardoor worden broekbossen, hooilanden en moerassen, die langs de beek liggen, weer natter.

New Deal

Het zijn ingrepen die veel gevolgen hebben voor boerenbedrijven. Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving Berno Strootman dringt daarom aan op een New Deal tussen boer en maatschappij. Hij bepleit “een intelligente, 21e-eeuwse vorm van landbouw, waarbij de productie van voedsel bijdraagt aan een aantrekkelijk, rijk, biodivers en toegankelijk landschap, waarin aandacht is voor erfgoed, schoonheid en voor de mensen die er wonen, leven en werken. Landschapsinclusieve landbouw gaat uit van natuurlijke processen en een gezonde bodem. (…) Boeren zouden hiervoor een duurzame vergoeding moeten ontvangen, niet als subsidie, maar als redelijke vergoeding voor het leveren van landschappelijke diensten: een mooi, cultuurhistorisch waardevol en biodivers landschap als product van de landbouw, net als melk en aardappelen.” Corine onderstreept het pleidooi van de rijksadviseur. “De laagste plekken in het landschap worden dan te nat voor reguliere landbouw. Daar moet een oplossing voor komen. Vaak zijn deze laagtes al natuurgebied, maar waar dat niet zo is, is alleen minder intensieve, natte landbouw mogelijk. Denk aan teelten van lisdodde en gele lis; dat is beter isolatiemateriaal dan glaswol. Uiteindelijk is dit niet alleen voor de natuur positief. Ook de drinkwatervoorziening heeft er baat bij dat de totale grondwatervoorraad groter wordt. En boeren hoeven minder te sproeien.”

Meer over droogte

  • Luister ook naar de podcast die we over de droogte maakten met boswachter Michiel Schaap en hydroloog Corine Geujen. Je vindt hem op SoundCloud, Spotify en in je favoriete podcast-app.
  • Kijk hier welke dieren door droogte de genadeklap kregen en welke soorten er juist van profiteerden.
  • En voorbeelden van vijf gebieden waar het nat mag zijn.
Frans Bosscher