Grote grazers in de winter
In deze tijd van het jaar zitten wij vaak warm binnen en af en toe halen we buiten een frisse neus. Maar hoe zit het eigenlijk met de grote grazers in de Maasvallei? Hoe gaan zij om met het winterse weer? Drie vragen én antwoorden.
De meeste paarden en runderen staan in de winter op stal. Anders is dat voor hun soortgenoten die al generaties lang in de natuur leven. Ook de grote grazers in Rivierpark Maasvallei zie je tijdens de koudste maanden van het jaar buiten staan. De sociale kuddes Konikpaarden en Galloway-runderen trotseren wind, regen, sneeuw én hoogwater. Ze weten precies waar welk voedsel te vinden is en waar de beste en veilige plekjes zijn.
Hoe blijven de dieren warm?
Behalve oersterk, zijn grazers in de natuur ook flexibel. Ze passen hun vacht, gedrag en spijsvertering aan op het seizoen. De dieren ontwikkelen een dikke wintervacht die functioneert als warme jas. Bovendien leggen ze onder de huid een flinke vetvoorraad aan, die ook goed isoleert. Verder passen ze ook hun gedrag aan. Ze zoeken de luwte op om te schuilen: in het bos, achter een bosje of struikgewas maar binnen de kudde. Ze kruipen dicht tegen elkaar aan voor warmte en beschutting. De jongere dieren worden hierbij door de oudere dieren afgeschermd van de kou. Als het heel koud is, dan zoeken de dieren ook geen voedsel. Dicht op elkaar gepakt, besparen ze meer energie dan ze in bar weer bij elkaar kunnen sprokkelen.
Waar vinden ze hun voedsel?
Allereerst is daar die vetlaag voor. Omdat er in de winter minder voedsel beschikbaar is, leggen de dieren in de herfst een goede vetlaag aan. En in de winter past het lichaam zich ook qua werking aan. De grazers doen een stapje terug in activiteit om minder te verbranden en hoeven daardoor ook minder binnen te krijgen.
Het wintermaal bestaat uit verdorde planten en kruiden zoals brandnetels en distels. Deze planten worden in de zomer niet of nauwelijks aangeroerd. Dan zijn ze een bron van voedsel, stuifmeel en nectar (en verstopplek) voor rupsen, vlinders, bijen en andere insecten. Na de zomer eten de grazers deze taaie planten op. Zo ontstaat weer ruimte voor verjonging en nieuw leven.
Aan het eind van de winter begint bij oplopende temperaturen de sapstroom van bomen en struiken op gang te komen. De grazers weten dit vocht te vinden door aan stammen en takken te knagen. Hierin vinden ze mineralen, als belangrijke aanvulling op de voedingsstoffen uit de winterruigtes. De natuur is helemaal ingesteld op dit snoei- en schilwerk. Zonder winterse vraat zou menig natuurgebied op den duur helemaal dichtgroeien.
Wat als het hoogwater is?
De meeste grote grazers hebben al vaker hoogwater meegemaakt en maken zich er niet druk om. Ook bij stijgend water weten ze hun plan te trekken. Ze kennen de weg in de gebieden en de routes naar het droge. Vaak zoeken ze al uit eigen beweging de hoger gelegen delen of laatste droge randen op. Als dat nodig is, helpen de beheerders een handje door de runderen en paarden naar een veilige plek te begeleiden. Tijdens hoogwaterperiodes houden we de waterstanden en -afvoeren goed in de gaten. Óók tijdens feestdagen en vakanties. Dat hoort bij het kuddebeheer. Voor elk gebied dat we beheren, weten we precies bij welke afvoer het terrein overstroomt en onder water komt te staan. En dus wat er wanneer moet gebeuren.
(Om)kijken naar grazers
Ga je in de kerstvakantie aan de wandel in één van onze natuurgebieden? Misschien kom je de grote grazers dan tegen. Neem eens de tijd om van een afstandje naar de kudde te kijken. Als je goed kijkt, kom je al meer al meer te weten over het gedrag van de dieren en hun invloed op het landschap.
Boswachters, boeren en vee-vrijwilligers zien de kuddes regelmatig en houden de conditie van alle grazers in de gaten. Zie je toch een keer iets verontrustend of een grazer in nood? Bel dan naar 06 20 81 73 85. Dit nummer is te vinden op de blauwe grazersbordjes bij de ingangen van de terreinen.
Bron: ARK Rewilding