Bantpolder
Vogeloase
De Bantpolder is een vogeloase van 113 hectare dat onderdeel uitmaak van het Nationaal Park Lauwersmeer. Het gebied ligt vlak achter de Waddenzeedijk en wordt veel gebruikt door overtijende vogels en vogels die op doortrek zijn. In het voorjaar broeden er veel weidevogels zoals grutto, tureluur en graspieper. In het najaar en in de winter zitten er grote groepen ganzen.
Cynthia Borras
Boswachter van dit gebied
Meer over Bantpolder
Over het gebied
De Bantpolder is een graslandgebied van 113 hectare dat onderdeel uitmaakt van het Nationaal Park Lauwersmeer. Sinds 1984 is het gebied in eigendom van Natuurmonumenten. Jaarrond is de Bantpolder een uitstekend vogelgebied. In het voorjaar zijn er veel broedende weidevogels, zoals grutto, tureluur en graspieper en in de herfst en winter grote groepen ganzen. Ook tijdens de voor- en najaarstrek en tijdens hoogwater maken veel vogels gebruik van het gebied. Vogelaars, die vanaf de ventweg met verrekijkers en telescopen het gebied afturen ontdekken regelmatig zeldzaamheden.
Ontstaan van het Lauwersmeergebied
Tot 1969 was de Lauwerszee onderdeel van de Waddenzee waar eb en vloed vrij spel hadden. Uit angst voor overstromingen na de Watersnoodramp in 1953, werd deze zeearm in 1969 van de Waddenzee afgesloten. Deze afsluiting leidde in eerste instantie tot een doods gebied: alle zeedieren stierven en de enorme stank verspreidde zich vele kilometers rond het Lauwersmeer. Maar al vrij snel vestigden de eerste planten en dieren zich in dit nieuwe gebied. En met het verstrijken van de jaren nam het aantal (deels zeer zeldzame) soorten snel toe. Er ontstond een prachtig afwisselend landschap met vele bijzonder bewoners. In nog geen vijftig jaar heeft de natuur het Lauwersmeergebied omgevormd tot een prachtig en soortenrijk natuurgebied, dat sinds 2003 officieel Nationaal Park is.
Vogeloase
In de Bantpolder broeden hoge aantallen weidevogels zoals grutto, scholekster, kievit en tureluur. In het natte gebied broeden ook zeven verschillende eendensoorten, zoals de wintertaling en de slobeend. Omdat het gebied vlak achter de dijk ligt rusten er bij hoogwater vaak honderden wadvogels. Ze komen er overtijen, hun verenkleed verzorgen en een dutje doen.
In het voorjaar houdt Natuurmonumenten het water zolang mogelijk vast in het gebied. De natte plekken dienen als verzamelplaats van waaruit de weidevogels hun territorium betrekken om te broeden. Bovendien kunnen ze er veilig rusten. Later in het voorjaar drogen de plassen langzaam op. Op de slikrandjes die dan ontstaan zoeken opgroeiende weidevogelkuikens naar voedsel .
Ieder najaar en winter maken duizenden ganzen gebruik van de Bantpolder om te eten en te rusten. Ieder jaar lijken er meer te komen. Vogelaars, die vanaf de ventweg met verrekijkers en telescopen het gebied afturen ontdekken regelmatig zeldzaamheden. Tussen de brand- en rotganzen zijn er ook steeds vaker bijzondere soorten te zien zoals de roodhalsgans, de sneeuwgans of de dwerggans.
Bijzondere flora
Door zout en kalk in de bodem komen in het gebied bijzondere planten voor. Zoutminnend zijn bijvoorbeeld aardbeiklaver, zeekraal en klein schorrekruid. Sommige planten staan op de Rode lijst als zeldzame soorten aangemerkt, zoals stijve ogentroost, geelhartje, moeraswespenorchis, brede orchis en rietorchis.
Waterbeheer
De Bantpolder was een buitendijkse wadplaat, die tussen 1945 en 1969 in fasen is ingedijkt. Tijdens de indijking zorgden klepduikers ervoor dat zout water wel het gebied uit, maar er niet terug in kon stromen. Natuurmonumenten heeft in 2014 een van deze historische klepduikers gerestaureerd.
Momenteel is zout water juist welkom in de Bantpolder. Door verzoeting van het gebied dreigt de bijzondere zoutflora te verdwijnen. Een windmolentje pompt zout kwelwater op, dat zich vervolgens via greppels door de Bantpolder verspreidt.