Ga direct naar inhoud

Schelpen en andere strandvondsten

Ze liggen vaak massaal bij elkaar, maar welke soorten schelpen zie je? De uitwendige skeletten van deze dieren zijn in alle soorten en maten te vinden op het strand.

Schelpen op een strand

Kokkel

Stevige schelp van circa 5 cm, wit tot geelbruin, met twee dikke gekartelde kleppen. De kokkel leeft van plankton: minuscule dieren en planten die in het zeewater zweven. Via een buisje (sifon) slurpt hij zeewater met plankton naar binnen. De eetbare deeltjes filtert hij eruit. De rest gaat via een tweede buis terug de zee in. Op zijn beurt is de kokkel voedsel voor veel vogels en vissen.

Kokkel schelpen

Kokkel

Gewone wenteltrap

Wat we schelpen noemen zijn eigenlijk twee heel verschillende groepen dieren: slakken en tweekleppigen. Slakken zijn meestal kegelvormig en gewonden als een spiraal. De gewone wenteltrap is daar een mooi voorbeeld van. Het diertje is steeds groter geworden en bouwt steeds een nieuwe winding om meer ruimte te krijgen. De top is dus het oudste deel van de schelp.

Gewone wenteltrap schelpen

Gewone wenteltrap

Strandgaper

De twee helften van deze tweekleppige zijn precies elkaars spiegelbeeld. Het diertje houdt ze bij elkaar met een sluitspier. Dat lukt bij de strandgaper niet helemaal. Ze 'gapen' en dat geeft de schelp zijn naam.

Strandgaper schelpen

Strandgaper

Zwaardschede

Danken hun naam aan de vorm van een ouderwets scheermes. Er zijn verschillende soorten. De kleine zwaardschede wordt 10 tot 15 cm, de grote komt tot 18 cm. De grootste is groot tafelmesheft met 21 cm. Die vind je vooral op de Waddeneilanden. De Amerikaanse zwaardschede heeft veel van onze inheemse soorten verdrongen en is waarschijnlijk met de scheepvaart in Europa terechtgekomen. Het weekdier leeft ingegraven in het zand en filtert met een buisje voedsel uit het water.

Gewone zwaardschede schelpen

Zwaardschede

Nonnetje

Rond-driehoekig schelpje, populair bij schelpenzoekers vanwege de heldere kleuren, van wit tot geel, oranje en roze. Zoals veel schelpdieren zuigen nonnetjes met een buisje algen uit het water of van de bodem af. Door zich tien of twintig centimeter in het zand in te graven, proberen ze te ontkomen aan vogels.

Gewoon nonnetje schelpen

Gewoon nonnetje

Halfgeknotte strandschelp

Duizend stuks op een vierkante meter strand is geen uitzondering. De kleur varieert van crème wit tot vaalbruin of blauwgrijs. Voedselbron voor veel eendensoorten.

Halfgeknotte strandschelp

Halfgeknotte strandschelp

Gewone zeekat

De gewone zeekat is een inktvis van ongeveer 30 centimeter lang. Hij hoort net als de schelpen bij de groep van de weekdieren. Om ze wat stevigheid te geven, hebben ze een ellipsvormig rugschild. Dit 'zeeschuim' bestaat vooral uit kalk en vind je vaak op het strand. 

Gewone zeekat

Kompaskwal

De kompaskwal heeft 24 tentakels, die wel twee meter lang kunnen zijn. Een steek van zo'n tentakel is behoorlijk pijnlijk. Kompaskwallen leven vaak in groepen en spoelen bij oostenwind soms massaal aan.

Kompaskwal

Kompaskwal

Gewone zeester

Zeesterren zijn echte krachtpatsers. Ze jagen op mossels en andere schaaldieren. Zodra ze er eentje te pakken hebben, hechten ze zich met hun zuigvoetjes stevig aan hun prooi vast, Daarna begint een langdurig gevecht. De zeester probeert de schelp uit elkaar te trekken, terwijl de mossel zijn schelp dicht houdt. Dat houdt de mossel niet vol. Zodra er een opening ontstaat, duwt de zeester zijn maag naar binnen. Spijsverteringssappen lossen de mossel op, waarna de zeester zijn kostje opzuigt. 

Gewone zeester

Gewone zeester

Gewone mossel

Mossel