IJsvogel
In juni vliegen de jonge ijsvogels uit. Het aantal ijsvogels in Nederland wisselt elk jaar. Na een strenge winter zijn het er altijd een stuk minder, terwijl de populatie na een aantal vorstvrije jaren juist flink groeit. Het felblauwe diertje is populair bij veel natuurliefhebbers. Heb je er ooit eentje voorbij zien schieten, dan loop je nooit meer langs water zonder om je heen te kijken of er misschien een heel klein blauw vogeltje op een tak zit.
Bijna alles aan een ijsvogel (Alcedo Atthis) is extreem. Ze zijn piepklein, lijken felblauw en zijn razendsnel. Daardoor is het een populair vogeltje bij veel fotografen en natuurliefhebbers. Als je er ook eentje wilt zien dan heb je een locatie nodig met water, wat takken en een portie geduld. Vaak hoor je eerst een schrille kreet en als je geluk hebt dan zie je nog net ‘iets blauws’ voorbij schieten. Blijf rustig staan, zeker als er in de buurt water is en kijk om je heen…
Hoe herken je een ijsvogel?
Ze zijn klein, zien er felblauw uit en zitten meestal op een tak bij het water of ze schieten vlak over het water heen, jagend op visjes. Het meest opvallende aan de ijsvogel is z’n kleur. Blauwe schicht wordt 'ie ook wel genoemd. Alleen, hij is niet blauw. Hij is kleurloos. In de rugveren van een ijsvogel zitten geen kleurstoffen. Door de structuur van de veren zorgen weerkaatsingen van licht voor de blauwe kleur. Het is dus een optische illusie. Iriseren heet dit verschijnsel. Bij andere dieren, bijvoorbeeld de pauw en sommige insecten komt het ook voor. Dankzij het iriseren kunnen dieren zich goed camoufleren. Voor de ijsvogel geldt dat ook. In de schaduw vind je hem met z'n oranje borst bijna niet terug. In vergelijking met de meeste andere vogels in Nederland oogt dit diertje exotisch en ergens klopt dat ook wel. Tegen een oer-Hollandse winter met meer dan een week vorst of een flinke koude wind kunnen ze niet. Het aantal dieren neemt dan serieus af. Verder is het waterrijke Nederlandse landschap een prima leefomgeving.
Enkele kenmerken van de ijsvogel
- gewicht: 35 tot 50 gram
- spanwijdte: 24 tot 26 cm
- relatief lange snavel (tot 4 cm)
- relatief korte poortjes, staart en nek
- geluid: divers, meestal scherp, luid en hoog
Waar komt de ijsvogel voor?
Zoet, stromend, helder water met wat bomen en struiken langs de kant is de favoriete plek van ijsvogels. Al zie je ze in Nederland ook bij stilstaand water en vooral in de winter trekken ze nog wel eens naar brak of zelfs zout water. Alles om voldoende voedsel te vinden. Een ijsvogel heeft iedere dag meerdere visjes en/ of insecten nodig om te kunnen overleven. Daarom is een strenge winter met ijs of een koude wind slecht nieuws voor deze vogel. Vis vangen wordt lastig door het ijs en opdrogen en warm blijven kost teveel energie. Toch is de ijsvogel geen bedreigde diersoort. Het aantal ijsvogels neemt na een paar minder koude winters, waar we er de laatste tijd steeds meer van hebben, snel weer toe. Een ijsvogelpaartje heeft vaak meerdere nesten per jaar met soms wel zeven of zelfs meer eieren. Naast de Europese soort zijn er diverse andere soorten die vooral voorkomen in tropische en subtropische gebieden. In Nederland is de kans om ijsvogels te zien vrij groot in onder meer de Ackerdijkse Plassen, Vechtplassen en Naardermeer.
Hoe leeft de ijsvogel?
Jonge vogels
Een ijsvogel wordt geboren met een flink aantal broertjes en zusjes. Zeven jonge vogeltjes in één nest is geen uitzondering. Dit nest bevindt zich in een gat in de grond. Vaak aangelegd vanaf een steile wand of oever, na een gang van ongeveer een halve meter, licht oplopend. Om te voorkomen dat de eieren wegrollen ligt het nest zelf in een klein kuiltje. De eieren worden afwisselend door het mannetje en door het vrouwtje uitgebroed. Als de eieren zijn uitgekomen blijven de jongen de eerste twee tot drie weken in het nest. Vader en moeder vliegen af en aan met eten. Als de jongen wat ouder worden wachten ze hun ouders op in de gang bij het nest. Een kleine vier weken na de geboorte verlaten ze het nest. Dan worden ze nog een paar dagen gevoerd door de ouders, die vaak alweer aan een volgend legsel zijn begonnen, in een ander nest. Hierna moeten de jongen zichzelf zien te redden. Ze zoeken dan een eigen territorium. Iedere ijsvogel heeft een ‘eigen’ stukje oever bij de rivier. Tijdens het broedseizoen delen het mannetje en het vrouwtje één stuk.
Volwassen vogels
In theorie kan een ijsvogel wel twintig jaar oud worden, maar dat is zeer zeldzaam. In het wild is zeven al een mooie leeftijd voor een ijsvogel, zeker omdat er vooral in het eerste jaar veel sterven. Ze vliegen tegen een ruit, worden gevangen door roofdieren of ze krijgen het niet voor elkaar om voldoende eten te vinden en/ of te vangen. Toch is dit geen bedreiging voor de soort op zich. Met gemiddeld drie nesten per jaar met ieder rond de zeven jongen, kan één ijsvogelpaartje voor een flinke hoeveelheid nageslacht zorgen.
Iedere ijsvogel heeft veel vis nodig om te kunnen overleven. Ze hebben brandstof nodig om warm te blijven en om (snel) te kunnen vliegen. Ze jagen vanaf een tak aan de waterkant. Vanaf die tak kijken ze in het water of er iets eetbaars zwemt. Als ze iets zien dan duiken ze vanaf de tak het water in, de vleugels strak langs het lijf. Om weer boven te komen gebruiken ze hun vleugels wel. Een gevangen vis wordt meestal eerst tegen een tak geslagen, vaak de tak waar vanaf gejaagd werd, om de vis te doden, waarna het dier opgegeten wordt. De vis gaat met de kop eerst naar binnen, zo heeft de ijsvogel geen last van vinnen of schubben. De niet verteerbare delen worden later als braakbal uitgespuugd.