Grutto, dé weidevogel van Nederland
De grutto is hét icoon van de Hollandse veenweides, zijn belangrijkste broedgebied. De prachtige weidevogel is zelfs uitgeroepen tot onze nationale vogel. Lees alles over de grutto: kenmerken, leefwijze, verspreiding en bescherming.
Gruttooo, gruttooo! Gelukkig, ieder voorjaar komen ze weer. Een heerlijk getetter, een feest om mee te maken. Maar elk jaar wordt het feestje kleiner. Net als andere weidevogels heeft hij het moeilijk door gebrek aan geschikt leefgebied. Hun aantal loopt achteruit, maar gelukkig zijn er nog typische veenweidegebieden waar je kunt genieten van hun gejubel en acrobatiek.
Hoe herken je een grutto?
Heel moeilijk is dat niet. Een grutto (Limosa limosa) is een vrij grote, slanke steltloper met een paar belangrijke kenmerken:
- lengte: 36 tot 44 cm
- spanwijdte: 62 – 70 cm
- rechte snavel van 8 -14 cm. Oranjegeel in de broedtijd
- lange poten
- oranje, tot roodbruine hals en borst (zomerkleed)
- witte buik met donkere banden
- karakteristiek vliegbeeld met witte vleugelstreep en witte staartbasis met zwarte eindband
Levenswijze
De grutto is een typische trekvogel die in West-Afrika of Zuidwest-Europa overwintert en meestal eind februari in ons land neerstrijkt. Grutto’s keren vrijwel altijd terug naar de plek waar ze voor het eerst gebroed hebben.
In de aankomsttijd zijn vooral de drassige stukken grasland van onze veenweidegebieden drukbevolkt. Het zijn sociale ontmoetingsplekken waar weidevogels hun verenkleed rustig kunnen poetsen en veilig kunnen slapen. En aan de randen vinden ze in de bodem een snelle hap. Zo komen ze op krachten na hun lange trektocht.
Broedtijd
Eenmaal aangesterkt, zoeken de mannetjes en vrouwtjes elkaar weer op; grutto’s blijven elkaar trouw. Toch maakt het mannetje elk voorjaar weer luidkeelse tuimelvluchten om het vrouwtje te behagen. Daarna volgt op de grond nog een baltsritueel voordat er gepaard wordt.
Na de paring zoeken ze droge grond op om te nestelen. Het vrouwtje zoekt een nestkuil in het gras die zo min mogelijk opvalt. Daar legt ze meestal vier eieren die door beide partners worden bebroed. De rondom het nest groeiende sprieten van gras en kruiden worden als camouflage-afdakje over het nest gevlochten. Zo is het nest moeilijk vindbaar voor vijanden.
Kuikens
Na 23 dagen komen de kuikens ter wereld. Het zijn echte ‘nestvlieders’. Ze verlaten binnen een dag het nest en worden niet door hun ouders gevoerd. De kuikens duiken alleen nog onder de vleugels van pa of ma om bescherming te vinden of even op te warmen. Ook 's nachts zoeken ze de warmte op van pa of ma.
De ouders leiden hun jonkies naar kruidenrijke graslandjes waar het wemelt van de insecten. Al tippelend scharrelen de hier hun hoofdkost bij elkaar. Pa en ma blijven op de uitkijk.
De gruttootjes groeien de eerste weken als kool. Hun snavel incluis: elke dag met circa 2 millimeter. Na vier weken zijn ze vliegensvlug en meet hun snavel 5 tot 6 centimeter. De hoogste tijd om over te schakelen op emelten, de voedselrijke larven van langpootmuggen die ze uit de bodem trekken. De jonge grutto’s mengen zich steeds meer met de ouderen en bezoeken gemeenschappelijke slaapplaatsen. De jonge vogels vliegen deels vanaf juni al mee naar het zuiden. De laatste grutto’s vertrekken meestal in augustus.
Achteruitgang
De grutto heeft een groot verspreidingsgebied en broedt van IJsland tot ver in Oost-Siberië. Maar Nederland vormt een spilfunctie. Meer dan de helft van de wereldwijde populatie broedt binnen onze landsgrenzen. In Noordwest-Europa nestelt liefst 90% van de grutto in Nederland.
Maar het gaat al jaren slecht met onze koning van de weidevogels. Rond 1975 telde Nederland nog 120.000 broedparen, in 2013-2015 was dat gedaald tot 31.000-38.000.
Geen bloemen, geen insecten
Belangrijkste oorzaak is verlies van leefgebied. De vochtige, kruidenrijke graslanden van vroeger zijn omgevormd tot strakke, goed ontwaterende grasvlaktes. Voor bloemen, kruiden er insecten is geen plaats meer. Funest voor de grutto en andere weidevogels.
Vooral de kuikens hebben er last van. Die hebben vochtig grasland nodig waar veel vliegende insectjes leven, hun basisvoedsel. En ook afwisseling van open stukjes en hoog en laag gras, zodat ze zich kunnen verstoppen voor roofdieren. Als ze iets groter zijn hebben ze bodemdiertjes nodig, maar die zijn er in de toplaag van de bodem steeds minder door ontwatering. Het aantal kuikens dat de volwassenheid haalt, weegt niet op tegen het sterftecijfer van de oude vogels. Elk jaar krimpt de populatie met zo’n 5 procent.
Gruttobolwerken zijn er nog wel in goed beschermde weidevogelreservaten, waar het beheer op de weidevogels is afgestemd. Weides met hoge waterstanden, weinig mest, lichte hoogteverschillen, veel bloemen en kruiden, rust en een aangepast maaibeheer.
Natuurmonumenten heeft gelukkig nog een aantal van zulke echte weidevogelgebieden. De belangrijkste zijn de Greidhoeke in Friesland met de drie weidevogelgebieden Skrok, Skrins en de Lionserpolder, Eemland in de provincie Utrecht, en het Wormer- en Jisperveld in Noord-Holland.