Adder
Wat ligt daar nu op het pad, een oude schoenveter? Nee, het is een adder die ligt te zonnen in de eerste voorjaarszon. Het kan je zomaar gebeuren tijdens een wandeling op de hei. Maak kennis met de enige gifslang van Nederland.
Slangenkuil
De adder is een reptiel. Een koudbloedig dier, dat zijn eigen temperatuur niet inwendig kan regelen. Hij warmt zich op aan de zon en als het hem te heet wordt, kruipt hij weg om af te koelen. Zo houdt hij zijn lichaamstemperatuur constant. In de winter lukt dat niet. Van oktober tot maart trekt hij zich terug in een spleet of hol om daar te overwinteren. Dat doe hij vaak samen met andere soortgenoten.
Adderdans
In het voorjaar strijden de mannetjes. Ze draaien hun lichamen om elkaar heen en richten daarbij hun kop op. Al ‘dansend’ proberen ze de ander tegen de grond te drukken. De winnaar paart vervolgens met het vrouwtje. De enige is hij echter niet. Een vrouwtje paart vaak met meerdere mannetjes.
Addergebroed
In de nazomer brengen de vrouwtjes hun jongen levend ter wereld. Zo’n 7 tot 20 diertjes per worp. De eieren worden in het lichaam uitgebroed door zonnewarmte. Meestal breekt de dunne eierschaal tijdens de geboorte. De addertjes die tevoorschijn komen, zien er net zo uit als hun ouders. Maar dan een stuk kleiner: 14-18cm. Ze gaan direct zelf op zoek naar kleine prooien of doen dat pas na hun winterslaap.
Grootte
Addervrouwtje zijn een stuk groter en dikker dan de mannetjes. Ze kunnen wel een meter lang worden. Bij de mannetjes is de zigzagstreep op de rug goed te zien. Al zie je ook hele donkere types. Zwarte exemplaren zelfs zonder duidelijke zigzag. Het vrouwtje is bruiner van kleur, waardoor ze minder opvalt.
Vervelling
Bij het groeien rekt de huid niet mee. Adders vervellen daarom meerdere keren in hun leven. Soms heb je het geluk zo’n velletje te vinden.
Gevorkte tong
Door zijn tong steeds naar buiten te steken, pikt hij geurstofjes op uit zijn omgeving. Met een speciaal zintuig in zijn verhemelte, het orgaan van Jacobson, ruikt hij wat het is. Zelfs de richting kan hij bepalen, dankzij zijn gevorkt tong. Ook de ogen, oren en warmtesensoren op de kop zijn belangrijk bij het opsporen van prooien.
Gif
Met een snelle beet doodt hij een prooi die in zijn buurt komt. Dat kan van alles zijn: een muis, een konijn, een hagedis, een kikker of een groot insect. Met het gif uit zijn giftanden verlamt hij het slachtoffer. Dan vouwt hij de giftanden naar achteren en schrokt hij het dier in zijn geheel op. Doordat de onder- en bovenkaken apart van elkaar bewegen, kan hij zijn bek wijd opensperren en grote prooien verslinden.