Liefde voor het landgoed
De passie voor landgoederen en buitenplaatsen stroomt bij boswachter Johan van Galen Last bijna door zijn bloed. Dagelijks werkt hij aan herstel van de ’s-Gravelandse Buitenplaatsen in Noord-Holland. “Fantastisch om te beschermen, maar ik ben ook voor vooruitgang. Soms moet je ingrijpen, dat deden vroegere eigenaren ook.”
Je bent al 28 jaar boswachter van buitenplaatsen. Wat vind je daar zo mooi aan?
“Vooral de wisselwerking tussen openheid en geslotenheid. Dat is op iedere buitenplaats weer anders. Er liggen in 's-Graveland tien buitenplaatsen van Natuurmonumenten naast elkaar, echt uniek. En dan de bomen, de heesters en de waterpartijen, wat een weelde. Hier lees je 400 jaar geschiedenis terug in het landschap.”
Heb je een favoriete plek?
“Gooilust! Hier vind je meer dan 1.000 soorten bomen, struiken en planten. Met dank aan de verzamelwoede van Blaauw, de echtgenoot van eigenaresse Louise Six die hier tussen 1895 en 1936 van alles heeft geplant. Die situatie proberen we zo goed mogelijk in stand te houden, al zijn door stormen wel bijzondere bomen verloren gegaan. De groenblijvende eik bijvoorbeeld in de ommuurde siertuin, een kruising tussen een steen- en zomereik. Die had vijf zware ‘armen’ waar een storm in 2018 vat op kreeg. Zoiets kun je niet vervangen, al proberen we bijzondere bomen en struiken zoveel mogelijk een-op-een terug te planten.”
Wat is het verschil tussen een buitenplaats en een landgoed?
“Een landgoed kan zichzelf in principe bedrijfsmatig bedruipen. Vaak horen er boerderijen bij die voor inkomsten zorgen. Een buitenplaats is puur voor plezier. De beleving staat voorop, al leverde vroeger hakhout en kaphout op sommige buitenplaatsen nog wat op.”
Landgoederen en buitenplaatsen ademen cultuurhistorie. Hoe ervaar jij dat in je dagelijkse werk?
“We koesteren de twee-eenheid tussen landhuis en tuin. Die horen bij elkaar en daar stemmen we ons beheer ook op af. Voorheen liep dat nog wel eens uit elkaar door gebruik van verschillende eigenaren, maar nu beheren we het hele ensemble zoveel mogelijk zelf om de harmonie tussen natuur en erfgoed te bewaken.”
Buitenplaatsen zijn ook iets van vroeger. Ben je een romanticus?
“Dat ben ik wel geworden door al die schoonheid die me omringt. Maar ik ben wel voor vooruitgang. Je moet niet angstvallig vasthouden aan alles van vroeger. Als de omstandigheden veranderen, bijvoorbeeld omdat het ergens natter wordt, zoek ik naar soorten die daar tegen kunnen. Aanpassen hoort erbij. Dat deden vroegere eigenaren ook, die probeerden van alles en keken wel of soorten aansloegen of niet.”
Landgoederen en buitenplaatsen zijn meestal rijk aan biodiversiteit. Wat merk jij daarvan?
“Veel bomen zijn op leeftijd, met veel boomholtes tot gevolg. Gunstig voor allerlei dieren die erin schuilen, slapen of broeden, zoals de middelste bonte specht die hier nu ook voorkomt. Ook leven er veel vleermuizen, neemt het aantal soorten paddenstoelen toe en zit ook de reeënstand de laatste jaren in de lift. Dat komt mede door uitbreiding van natuurgebieden in de omgeving. Het nadeel is dat je nieuwe aanplant soms moet inrasteren, anders snoepen de reeën alle blaadjes weg.”
Je staat ook bekend als groot bomenliefhebber. Hoe is dat zo gekomen?
“Van oorsprong ben ik tuinman en hovenier. Die basis zit er nog altijd in. Ik werk ook als inspecteur voor de Bomenstichting, al sinds de jaren zeventig als een van de eersten in Nederland. En wat bomen betreft zit je hier goed! De 's-Gravelandse Buitenplaatsen zijn rijk aan allerlei bijzondere bomen. Een deel daarvan kom je tegen op de speciale bomenroute.”
Heb je een favoriete boom?
“De ‘Belastingboom’ op Hilverbeek (zie hoofdfoto bovenaan). Een knots van een vrijstaande zomereik die tussen 1730 en 1740 is geplant. Destijds geplant om van een weiland en land met bomen te maken; dat viel in een lager belastingtarief. Hij heeft een omtrek van 7,17 meter en heeft nog even te gaan om de dikste eik van Nederland te worden. Die staat bij Laren in Gelderland en heeft een omtrek van 8,10 meter.”
Je zet je al jaren in voor herstel van buitenplaatsen en landgoederen. Is herstel echt nodig?
“Zes van onze tien buitenplaatsen zijn rijksmonumenten. We zijn wettelijk verplicht om die te beschermen en te onderhouden. Maar bovenal is dit levend erfgoed waarbij je veel bijzondere verhalen van de buitenplaatsen kunt aflezen in het landschap. Die verhalen willen we ook aan volgende generaties doorgeven. Dat betekent onderhoud, maar ook niet bang zijn om iets nieuws toe te voegen, met inachtneming van de historische context.”
Op welke herstelprojecten ben je trots?
“Het herstel van de rododendronvallei op Gooilust hoort daar zeker bij. Die was volledig verwaarloosd, met veel dode stukken, modderpartijen en doorgeschoten struiken. Tussen 2010-2012 zijn veel nieuwe struiken geplant, waardoor er nu weer 90 tot 100 soorten rododendrons bloeien, tot wel vier meter hoog. Je ziet het verschil tussen de oude en nieuwe aanplant nauwelijks. Vooral in deze periode staat de rododendronvallei volop in bloei. Je wandelt er vanzelf doorheen als je de wandelroute door Gooilust volgt. ”
Je hebt als hoeder van de buitenplaatsen enorm veel specifieke kennis opgedaan. Hoe zorg je ervoor dat dat wordt doorgegeven?
“Ik geef les op de Hogeschool in Utrecht (leergang Groen erfgoed) en op de NCE in Amersfoort (Nationaal Centrum Erfgoedopleidingen). Heel leuk om te doen en zo nieuwe generaties kennis te laten maken met ons groene erfgoed.”
Volgend jaar bestaan de ’s-Gravelandse Buitenplaatsen 400 jaar. Is dat een feestje waard?
“Zonder meer. Met de uitvoer van het tienjarig herstelplan voor de ’s-Gravelandse Buitenplaatsen hebben we min of meer naar dit toegewerkt. De buitenplaatsen staan er nu beter voor dan pakweg 15 jaar geleden. Daar zijn we met z’n allen aardig in geslaagd.”